Image Image Image Image Image Image Image Image Image Image
Scroll to top

Top

Oude buitenspelletjes

Oude buitspelen op het schilderij van Breughel

Oude buitenspelletjes

Omkijkertje:
Dit spel wordt gespeeld met een groep kinderen. Eén kind staat met het gezicht tegen de muur, de anderen erachter op een rij tegen een hek of achter een lijn. De groep moet proberen het kind dat tegen de muur staat te tikken maar die mag onver­wachts omkij­ken en diegene die dan nog loopt moet terug naar de lijn en opnieuw beginnen. Uitkijken dus.

De boom wordt hoe langer hoe dikker:
De kinderen houden elkaar vast in een lange rij. De voorste van de rij houdt een boom vast. Degene aan het eind van de rij is draait met de rij om de boom heen, net zo lang tot ze alle­maal tegen de boom aan staan, onder het zingen van: “De boom wordt hoe langer hoe dikker, De boom wordt hoe langer hoe dikker.”
Dan gaat de rij achteruitlopend weer terug en zingen: ” De boom wordt hoe langer hoe dunner.”

Er kan nog meer bij:
Groot en klein gaat bij elkaar op schoot zitten in een lange rij, tot er een aan het wiebelen gaat, en de hele rij uit elkaar valt.

Ketting breien:
De voorste van een rij houdt een hand tegen de muur. De ach­terste gaat met de hele rij onder de arm door. Loopt weer rond en gaat dan onder de volgende arm door, totdat de hele rij met gekruiste armen staat, onder het zingen van: ” ‘k Zou zo graag een ketting breien. Moet ik naar de stad toe rijen. Ha ha victoria. Ha ha victoria.”
De eerste pakt dan de laatste nog bij de hand en zo springt de kring rond tot dat de ketting kapot gaat.

Zoentje geven:
De kinderen staan in een kring met één in het midden. Deze draait met de ogen dicht, de arm en vinger uitgestrekt de kring rond en zegt: “Een twee drie vier vijf zes zeven, wie mag ik een zoentje geven?” Het kind gaat samen met degene die aangewezen is met de ruggen tegen elkaar staan. Dan kijken ze opzij, kijken ze allebij dezelfde kant op; geven ze elkaar een zoentje.

Fopbal:
De kinderen staan in een kring met de handen op de rug. Eén kind staat in de kring met een bal en doet net of ze de bal naar één gooit, die moet hem dan opvangen maar degene in de kring kan zich ook omdraaien en de bal de andere kant opgooi­en. Goed opletten dus.

Wie heeft de bal:
De kinderen staan op een lange rij; één kind een meter of vier er voor, met het gezicht tegen de muur en gooit een bal naar achteren en zingt: ” Eén twee drie , wie heeft de bal, die mooie bal van goud.” Eén van de kinderen pakt de bal en houdt hem achter de rug. De andere kinderen houden ook de handen op de rug en zingen dan: “Kijk maar om want ik heb hem al, die mooie bal van goud.”
Als je het goed raadt, dan mag je nog een keer, anders mag degene die de bal heeft hem zijn.

Tikkertje:
De kinderen lopen rond. Het kind ‘die hem is’ tikt een kind ‘die hem dan weer is’. Zo weet iedereen lang niet wie de tikker is. Uitkijken dus.

Boompje verwisselen:
Boompje verwisselen is een tikspelletje waarbij de kinderen een boom moeten vasthouden maar niet te lang, want het is de bedoeling om van boom te verwisselen. Als je de boom niet meer vasthoud, mag je getikt worden en dan moet je hem wezen.

Blikspuit:
Blikspuit is een spel wat door klein en groot gespeeld wordt. Eerst aftellen wie hem wezen moet; die moet dan bij een blik staan en aftellen tot de anderen zich verstopt hebben. Hij moet proberen ze allemaal te vinden; naar het blik lopen en de naam roepen van het gevonden kind, voordat er iemand de kans krijgt het blik weg te trappen. Als dat gebeurt mogen ze zich allemaal weer ver­stoppen. Zijn ze allemaal gevonden, dan is degene die het éérst gevonden hem.

Proppenschieten:
Als de elsenproppen weer aan de bomen zitten, kunnen er weer proppenschieters gemaakt worden. Een mooi recht stuk vlierhout wordt afgezaagd; de pit er uit gehaald en van een stuk draad of een stang wordt een stamper gemaakt. Aan één uiteinde van de stang wordt een breed blokje hout gemaakt die dan tegen de buik wordt gedrukt om zo de prop uit de proppeschieter te jagen. Behalve met elzeproppen, kan men ook met nat papier schieten.

Bliklopen:
Hiervoor worden oude blikken gebruikt. Met een spijker net boven de bodem wordt aan weerskanten een mooi rond gaatje gemaakt waar een touw doorheen wordt getrokken, zodat van boven een grote lus ontstaat waarmee je het blik vast kan hou­den. De voeten op de blikken en lopen maar