Geschiedenis van de pop
Geschiedenis van de Pop
In 1395 was Karel VI (koning van Frankrijk) herstellende van een ziekte en men probeerde hem op te vrolijken. Dat lukte niet, totdat een koopman Grivaldi uit Parijs kwam met 56 houten beelden, die Romeinse keizerinnen voorstelden. De koning vond één pop zo mooi, dat hij deze kocht voor 300 franken. (erg duur!!) Het gevolg was, dat de hovelingen nu ook zo’n pop wilden hebben, en zo werd het een mode. De poppen heten “Popaea” -poupeé -pop. (ontwikkeling)
Uit: “Das grosse puppenbuch”
Oervormen van de Pop.
In de oertijd fungeerde de pop als idool, fetisj of amulet. Ze werden gebruikt bij mythische handelingen in dienst van de religie. De Chinezen hadden poppen van speksteen en zeepsteen, de beste exemplaren zien we in de 16e – 18e eeuw. Deze hadden de functie van beschermheilige en werden in het huisaltaartje opgesteld. Bij feestelijke gelegenheden werden ze ook als geluk brengend geschenk gegeven.
Dit bewijst de overgang van ‘idool’ naar ‘amulet’.
Ook in het oude Griekenland en Rome en Egypte speelde men al met poppen. De poppen hadden niet altijd een religieuze betekenis. De Pueblo Indianen in Nieuw Mexico maakten poppen van keramiek en textiel puur als kunstuiting. Volgens Amerikaanse volkenkundige namen de Indianen de pop als speelgoed pas over van reizigers ten tijde van koningin Elizabeth.
In sommige Indianentalen bestaat er geen woord voor pop, bij andere is het identiek aan ‘baby’. Tussen de voor het spel gemaakte poppen en de religieuze poppen, bevinden zich de sterk beschilderde poppen van de Hopi- en Zûni Indianen, de zgn. ‘Katschina poppen’. (Noord Amerika) Deze poppen werden in navolging gemaakt van de echte ‘Katschina’s’, die maskergeesten voorstelden.
Deze geesten werden als mythische bewoners van de zee, als heersers over de wolken en regen en als symbolen van geluk en welstand beschouwd. Het zijn vriendelijke goden, die ook als opvoeders van kinderen gelden. Ze dragen een speciaal kostuum en een eigen masker. De Katschina poppen golden als leermiddel voor de kinderen; in tweede instantie als speelgoed. De beschildering van de poppen was dezelfde als de echte maskers.
De vloeiende overgang van de pop uit zijn religieuze functie naar speelgoed zien we ook in Europa. In 1544 beklaagde de kanunnik van de kathedraal te Bristol zich erover, dat de katholieke kerken geplunderd werden en men de figuren van de madonna en de heilige kinderen als poppen gebruikten.
Poppen werden vaak uit eenvoudige materialen vervaardigd. Meisjes uit de Kongo, bonden b.v. een stuk hout of wortel met wat vezels op de rug en speelden dat ze hun kind droegen. Toen ze Europese poppen kregen aangeboden, wisten ze niet wat ze er mee moesten doen. Ze werden dan ook snel aangeboden als Fetisj!
Beenderen waren bij vele volken de grondmaterialen voor poppen. Ze werden behangen met kralen en hadden vaak (mensen) haar. Je ziet ze vooral in Afrika. Ook werden vroeger poppen uit ivoor gesneden. Ze waren prachtig versierd en bewerkt.
Vaak zie je geen verschil tussen poppen van been en ivoor; beide materialen hebben dezelfde chemische hoofdbestanddelen.
Beenbewerking zie je ook in Siberië, bij de Eskimo’s, die er meesters in zijn.
Hout; behoort tot de oudste materialen; het is gemakkelijk te bewerken.
De Afrikaanse houten poppen hebben 2 doelen:
(a) speelgoed voor meisjes
(b) bij de geslachtrijpe vrouw om de nek gehangen, in de hoop op een kind.
De zgn. vruchtbaarheidspoppen moeten jonge meisjes altijd bij zich hebben opdat ze niet onvruchtbaar worden. Deze poppen hebben een platte kop en zijn spaarzaam versierd.
Ook werden er poppen van kalebassen gemaakt. Als een vrouw geen kind kon krijgen, of het stierf, ging ze met zo’n pop spelen, opdat ze zwanger zou worden. Ze mag de pop dan niet wegleggen, maar moet het bij zich dragen. Als iemand anders er mee wil spelen, moet hij geld betalen. Als de pop wordt verkocht, zullen moeder en kind sterven.
Bij de Afrikaanse Maïskolfpoppen, bestaat het lichaam uit de kolf. Het haar uit gevlochten maïsstro, vaak vermengd met echt vrouwenhaar en met parels versierd. Mexicaanse poppen zijn uit meerdere kolven samengesteld en hebben uit maïsstro gevlochten kleren en armen.
Gebreide poppen van gekleurde wol zien we in Guatemala, Bolivia en Chili.
Mexico en Peru maken verder poppen van aardewerk.
In Beieren werden poppen van lompen en allerlei stofresten en draden gemaakt. Hier zijn bijna geen overblijfsels van, omdat textiel vergaat. Als geraamte werd vaak een houten pollepel gebruikt waaromheen de kleren werden gerangschikt.
De oudste houten poppen werden met de hand gemaakt en dateren van 2000 voor Chr. (Egypte). Ook komen hier de stoffen poppen vandaan, nl. 6e/7e eeuw v. Chr. Het hoofd was van hout, ivoor of aardewerk, en het lichaam van wol. De kleding was volgens de mode van de volwassenen.
In Griekenland ontstond de eerste speelgoed fabricage. De oudste poppen hebben beweegbare benen. De meeste waren van terracotta gemaakt, maar er zijn ook poppen van hout, gips en ivoor.
De Griekse en Romeinse poppenhuizen waren rijk ingericht met meubels van brons en ivoor, De verhouding was 1:10 in vergelijking met gewone meubels.
Uit de Middeleeuwen is weinig speelgoed overgebleven. In de 8e/9e eeuw zien we lappenpoppen en vooral in Duitsland, houten poppen. Er was veel verschil in materiaal tussen het speelgoed van de gewone man en de adel (kenmerk van het feodale stelsel).
De eerste had speelgoed van aardewerk, de laatste b.v. hout met stof overtrokken. In 1859 ontdekte men onder de straatstenen in Neurenberg een collectie speelgoed; daaronder bevond zich een reeks poppen tot een grootte van 50 cm. van aardewerk uit het midden van de 15e eeuw. Ze werden als massaproduct gefabriceerd d.m.v. een mal in de vorm geperst en daarna gebakken.
Volgens de stijl zijn ze gotisch en hebben op de borst een ringvormige verdieping, (daar moest wellicht een muntje in). De kostuums zijn typisch vrouwelijk, met lange, hooggetailleerde geplisseerde gewaden, rijk geplooide mantels en de kapsels volgens de mode uit die tijd.
Neurenberg als speelgoedstad is zo gegroeid door de handwerklieden en koopmannen. Al in de 15e eeuw was de positie gunstig door o.a. de centrale ligging tussen de middeleeuwse hoofdwegen waardoor het een bekende handelsplaats werd. De speelgoedfabricage was een vrij beroep en kende geen bepalingen. Allerlei handwerklieden werkten eraan mee: wasboetseerders, goudsmeden, houtbewerkers.
In de 18e/19e eeuw werden houten poppen met beweegbare ledematen van Holland naar Engeland uitgevoerd. Ze heetten ‘Vlaanderse baby’s’.