Speelgoedgeschiedenis
Speelgoed in de oude tijd
Kinderen spelen al heel lang met speelgoed. Zo zijn er in de oudste beschavingen voorbeelden van bronzen speelgoedmeubilair, aardewerken, poppen en dieren. Het oudste speelgoed bestaat uit allerlei zaken die in de directe omgeving van de mensen zijn aangetroffen. De rammelaar is speelgoed dat waarschijnlijk al duizenden jaren oud is. Bij de opgravingen in Egypte zijn kindergraven uit de tijd van de farao’s blootgelegd waarin terracotta poppen, beestjes, ballen en tollen zijn aangetroffen. Van de Grieken en Romeinen is veel speelgoed bewaard gebleven. Er zijn afbeeldingen en beschrijvingen van speelgoed gevonden. Het speelgoed waarmee Griekse en Romeinse kinderen spelen bestaat uit lappenpoppen, jojo’s en trekkarretjes.
Het speelgoed in de middeleeuwen
Uit de Middeleeuwen is jammer genoeg weinig speelgoed bewaard gebleven. Het meeste is weggegooid of vergaan. In het speelgoed uit de Middeleeuwen dat wel overgebleven is, herkennen we het speelgoed van nu zoals vliegers, ballen, speelgoedsoldaatjes, hobbelpaarden en trek- en duwdieren. Voor de rijken is het speelgoed van zilver of brons, glas of aardewerk gemaakt. Het spel is ook al in de Middeleeuwen een nabootsing van de wereld van volwassenen en wordt ook gezien als zeer leerzaam. Soms is het niet duidelijk of alle voorwerpen die er uit zien als speelgoed ook werkelijk voor dit doel zijn gebruikt. Pronkstukken zoals speelgoed van zilver en poppenhuizen worden niet alleen voor de kinderen, maar ook voor volwassenen gemaakt.
Het nut van speelgoed en spel
In de 16e eeuw ontstaat een discussie over het nut van spelen en speelgoed. De aanhangers van Calvijn vinden dat kinderspelen verboden moeten worden, omdat het nutteloze bezigheden zouden zijn. Luther daarentegen omschrijft het kinderspel als nuttig voor de ontspanning. Op het schilderij “Kinderspelen” uit 1560 van de schilder Pieter Breughel staan 250 kinderen en meer dan zeventig spelletjes afgebeeld. De kinderen hebben echter helemaal geen kindergezichten, maar lijken meer op kleine volwassenen, van wie ze de dwaasheid en nutteloze bezigheden symboliseren (zie voorplaat).
Kinderspelletjes van toen…
Enkele bekende kinderspelen zijn hinkelen, tiepelen, touwspringen en knikkeren. Elk spel heeft zijn eigen achtergrond en is sterk door de omgeving bepaald. Hinkelen heeft oorspronkelijk een diepe religieuze betekenis. De hinkelpatronen lijken vaak op een plattegrond van de kerk. Het spel komt men door de eeuwen heen overal tegen. Ook in Nederland is het hemel-hel-aarde hinkelspel zeer bekend. Je gooit vanaf de aarde achtereenvolgens een steen in de hokken 1 tot 10. Komt de steen in de hel ben je af, de hemel daarentegen is een rustplaats en het eindstation.
Voor 1600 wordt het speelgoed meestal thuis gemaakt door broers en vaders, of in een werkplaats door pottenbakkers, houtdraaiers of metaalgieters. Na 1600 ontstaat er een speelgoedindustrie. Het speelgoed wordt in grote hoeveelheden gemaakt. De Duitse stad Neurenberg ontwikkelt zich tot het Europese centrum voor de handel in en productie van speelgoed. In die tijd wonen daar vele houtsnijders die zich bezighouden met het snijden van religeuze beelden voor de (katholieke) kerk. Na de kerkelijke hervormingen is een deel van de “markt” verloren gegaan. Daarom schakelen de houtsnijders over op de productie van houten poppen en ander speelgoed. In de loop van de volgende eeuwen breidt de Neurenbergse speelgoedindustrie zich uit tot geheel Europa, de Verenigde Staten en Rusland. Aanvankelijk is het speelgoed nog erg kostbaar en daarom voor de meeste mensen te duur. Kinderen van minder rijke mensen spelen tot aan de 19e eeuw nog steeds met eenvoudig, thuisgemaakt speelgoed.
Massaproductie
Tot de 19e eeuw zijn het de goud- en zilversmeden en de uurwerk- en slotenmakers die het blikken speelgoed rnaken. In die eeuw kan de productie van blikken speelgoed worden gemechaniseerd. Door het gebruik van de stoommachine komt de massaproductie van goedkoop blikken speelgoed op gang. Stoommachines, treinen, auto’s, fietsen en vliegtuigen worden in het klein nagemaakt. Omdat blikken speelgoed als onveilig wordt beschouwd wordt er nu bijna niet meer met blikken speelgoed gespeeld.
Binnen- en buitenspel, jongens- en meisjesspel
Tot de 18e eeuw zijn kinderspelen vooral bedoeld om buiten te spelen. Pas in die eeuw wordt er steeds meer binnen gespeeld.
Jongens en meisjes hebben in die tijd ieder hun eigen speelgoed. Aan de hand van het speelgoed waarmee een kind is afgebeeld kun je dus zien of het een jongen of een meisje is. Dit is namelijk niet aan de kleding te zien, omdat jongens tot ongeveer hun zevende jaar, net als meisjes rokken dragen. Een kolfstok, een soort golfstok, hoort bij een jongen. Meisjes zijn vaak met poppen te zien.
Speelgoed in arme en rijke landen
Is er in de rijke, geindustrialiseerde landen een speelgoedindustrie ontstaan met een zeer gevarieerd aanbod, in arme landen zijn de kinderen vaak aangewezen op primitieve middelen zoals stokjes en stenen. Kinderen in arme landen maken veel speelgoed zelf van spullen uit de natuur of afvalmateriaal.
De wereld van de volwassene wordt aan de omgeving aangepast. Is de ene vader aan het stofzuigen of op kantoor, de andere ‘vader-in-spe werkt op het land en gaat jagen.
Het speelgoed van nu
Het laatste is er een enorme opmars van elektronisch speelgoed. Computerspelletjes op batterijen bijvoorbeeld testen het reactievermogen. Het elektronisch brein binnenin is zo klein, dat ook ingewikkelde computerspelletjes in je broekzak passen.